In de war in niemandsland
Gepubliceerd in Trouw, 16 augustus 2013.
Waar iedereen op doorreis is, hebben zij hun basis. Schiphol kent een harde kern van dertig ‘bewoners’ met psychische problemen.
“Je moet goed kunnen kijken, mensen zien“, zegt Hans Pijp. Op Schiphol Plaza, het centrale plein van de luchthaven, krioelt het van de mensen. Ze bekijken de aankomst- en vertrektijden van de vliegtuigen, ze snauwen in exotische talen hun jengelende kinderen toe, ze eten een hamburger, kopen nog snel even hun laatste vakantiebenodigdheden. Maar Pijp ziet iets anders. Dwars door de chaos van mensen op weg naar hun bestemming, loopt een vrouw. Ze duwt een karretje met een paar weekendtassen – zoals zo vele anderen dat hier doen. “Zij woont hier”, zegt Pijp. “Ze is dakloos en psychotisch.”
Sinds twee jaar loopt Pijp iedere woensdagochtend over Schiphol. Hij noemt zijn wekelijkse verblijf op de luchthaven een ‘uit de hand gelopen hobby’, die hij uitoefent naast zijn werk als psychiater in een Amsterdamse psychosecentrum. “Ik heb altijd interesse gehad voor rondzwervende mensen. Tijdens mijn opleiding tot psychiater werkte ik bij de crisisdienst van een ggz-instelling in Haarlem. Af en toe werden we door de marechaussee op Schiphol opgeroepen: we moesten dan komen beoordelen of bijvoorbeeld een gestrande reiziger met psychische problemen gedwongen bij ons kon worden opgenomen. Maar zo’n dwangopname mag alleen wanneer die mensen een acuut gevaar vormen voor zichzelf of voor anderen. Ik begon me af te vragen: wat gebeurt er eigenlijk met die ernstig verwarde, maar ongevaarlijke mensen die we niet opnemen?”
Die mensen blijven. Op de plek waar iedereen op doorreis is, hebben zij hun basis. Vorig jaar verbleven ongeveer 150 ‘nieuwe’ daklozen op Schiphol, 140 van hen vertrokken na korte of langere periode ook weer. Schiphol kent een harde kern van ongeveer dertig ‘bewoners’, in de zomer wat minder. Sommige zwerven er al tien jaar rond. Ongeveer de helft heeft ernstige psychische problemen. Het is een publiek geheim dat het Leger des Heils zich al tien jaar om de ‘Schipholbewoners’ bekommert – Schiphol wil hier niet te veel ruchtbaarheid aan geven, uit angst voor de ‘aanzuigende’ werking. In een grijze keet, op loopafstand van de taxistandplaats buiten Schiphol, zit het dienstenbureau van het Leger des Heils half verscholen onder een viaduct. Hier kunnen de daklozen terecht voor een kopje koffie, een uurtje internet, of een douche. Pijp bood er zijn diensten aan, als vrijwilliger. “Wij zijn maatschappelijk werkers, van psychiatrie weten we minder”, zegt Tim van Steijn van het Leger des Heils. “We kunnen Hans’ expertise dus goed gebruiken.”
Het vliegveld trekt op verschillende manieren mensen met een psychose aan, weet Pijp. Ten eerste vergroten lange reizen met het vliegtuig de kans op een psychose wanneer je er gevoelig voor bent, blijkt uit onderzoek. “Er zijn hier ontzettend veel factoren die je psychische staat verslechteren”, legt Pijp uit. “Bijvoorbeeld: je bent op zakenreis, je hebt hard moeten overwerken, er was gedoe met je visum – je bent kortom gestrest. Nu heb je ook nog een jetlag: je hebt geen dag- en nachtritme meer, je eet slecht, en bent moe. Door een vertraagde vlucht mis je je overstap. Ineens moet je uren wachten in een omgeving waar je de taal niet kent, het ruikt er anders, en het lijkt wel of er alleen maar blonde lange mensen rondlopen. Je voelt je niet prettig, en je hebt niemand met wie je dat gevoel kunt delen. Dat zijn allemaal ontregelende factoren die de kans verhogen dat je doordraait.”
De luchthaven heeft bovendien een grote aantrekkingskracht tot mensen die al psychotisch zijn. “Veel mensen met een psychose hebben het gevoel dat ze achtervolgd worden. Ze zijn dus graag op het vliegveld, omdat ze daar – indien nodig – hun ‘belagers’ kunnen ontvluchten door op het vliegtuig te stappen”, zegt Pijp, terwijl zijn blik langs de honderden gezichten glijdt. “Op Schiphol valt bovendien ieder gevoel van tijd en ruimte weg, dat sluit perfect aan bij de state of mind van een psychose. Het zogenaamde ‘airport wandering’ is dan ook een apart omschreven symptoom van de ziekte.”
In niemandsland Schiphol kunnen psychisch zieke mensen – mits ze geen gevaar zijn en geen overlast veroorzaken – ongestoord zieker worden. “Ondanks de 200.000 mensen die hier dagelijks rondlopen, is dit de meest anonieme omgeving die je je kunt voorstellen”, zegt Pijp. “In een stad of dorp is er altijd wel iemand die ingrijpt wanneer een mens sterk verwaarloost. Een buurman belt bijvoorbeeld de woningcorporatie omdat het zo stinkt in de tuin van zijn buurvrouw, of de wijkagent komt langs omdat er is geklaagd over raar gedrag. Zelfs als je dakloos bent, zijn er mensen die aan de bel trekken: ze bellen de politie omdat er iemand in hun portiek ligt te slapen, bijvoorbeeld. Hier zijn geen portieken, geen buurmannen. De tolerantie op Schiphol is heel hoog. Als iemand stinkt, gaan reizigers gewoon ergens anders zitten. Ze maken zich niet snel zorgen om iemand die raar doet, want straks zijn ze toch weer weg.”
Het is ook de reden dat sommige chronisch psychiatrische patiënten juist hierheen gaan, zegt Pijp. “Er zitten hier een hoop ggz-veteranen. Sommige zijn verstokte zorgmijders die een uitgebreide geschiedenis in de hulpverlening hebben, ze kennen alle trucs al.” Pijp probeert ze dan ook niet over te halen zich te laten opnemen, of hen tot behandeling te verleiden. Anders dan het Leger des Heils – dat zich bezighoudt met álle daklozen op Schiphol, en expliciet als doel heeft iedereen naar ander onderdak te begeleiden – ziet Pijp het vooral als zijn taak te voorkomen dat de psychiatrisch patiënten lichamelijk of geestelijk nog verder achteruit gaan.
Iedere woensdag op dezelfde tijd loopt Pijp hetzelfde rondje. Eerst alleen, daarna nog eens, met het Leger des Heils. “Dat is voorspelbaar. Zo ben ik te vinden voor mensen die hulp willen, maar het is ook makkelijk me te ontwijken.” Tijdens zijn rondjes spreekt Pijp mensen aan, en deelt visitekaartjes uit. ‘Dr. Pijp’ staat erop, en een tekening van een mannetje met een pijp. “Dat is laagdrempelig: ik stel me voor als dokter. Hun gezondheid is een goede manier om met ze in contact te komen. ‘U hoest zo mevrouw, kan ik u misschien helpen?’ Ze mogen me 24 uur per dag bellen.”
Tijdens zijn wandelingen ziet hij talloze zaken waar de achteloze reiziger geen oog voor heeft: de half leeggegeten zak chips op een tafeltje, een nog vol flesje energydrank dat in de haast vergeten is. “De aantrekkingskracht van Schiphol heeft ook een praktische reden. Sommige daklozen zeggen: ik kan hier alles krijgen wat ik nodig heb: eten, drinken, openbare toiletten, en drugs.” Pijp stopt bij de vuilnisbakken voor de check-inbalies. “Zo doen ze dat”, zegt hij terwijl hij triomfantelijk zijn arm in de vuilnisbak laat zakken. “De Amerikaanse toeristen gooien hier nog snel hun drugs weg, voor ze in het vliegtuig stappen. Sommige daklozen kennen precies de vluchttijden naar Amerika uit hun hoofd.”
In één van de uithoeken van het vliegveld, half achter een pilaar en schuin tegenover een Toko To Go, staat een twintigtal plastic kuipstoeltjes opgesteld, bedoeld voor wachtende reizigers. “Daar vind ik vaak bekenden”, wijst Pijp. Een man zit onderuitgezakt met zijn capuchon ver over zijn hoofd getrokken. Hij slaapt. Een vrouw met een warrige bos haar een paar stoelen verderop, staart wezenloos voor zich uit. Uitgebluste reizigers met een jetlag, of verwarde zwervenden? “Je kunt het verschil soms nauwelijks zien. Beide groepen zitten hier – soms naast elkaar – om de tijd te doden. Soms vergis ik me, dan stel ik me voor aan iemand die gewoon op doorreis is. Na uren in een vliegtuig kunnen ook passagiers er erg verwilderd uitzien.”
De slapende man is inderdaad een bekende. “Ik weet dat hij psychotisch is, maar hij heeft duidelijk gemaakt dat hij met niemand contact wil. Ik laat hem met rust, anders gaat hij zich misschien verstoppen. Nu kan ik tenminste nog in de gaten houden of hij niet verslechtert. Ik probeer vertrouwen te winnen door respect te tonen – en me dus niet op te dringen. En door bereikbaar te zijn.”
Pijp zal dan ook nooit openlijk contact hebben met de marechaussee. “Dan zouden de daklozen de indruk kunnen krijgen dat ik bij het systeem hoor. De marechaussee jaagt hen op, tussen twaalf en vier uur ‘s nachts vegen ze met honden de hele luchthaven schoon. Dat is intimiderend, terwijl ik juist vertrouwen probeer te winnen.” Toch is er wel degelijk samenwerking. Pijp zit af en toe bij de vergaderingen van de marechaussee, en soms belt de marechaussee hem om advies te vragen. “Dat gaat vooral over bejegening. ‘Er zit hier een kale man die raar doet, misschien iets voor jou’, zeggen ze dan. ‘Hoe heet de man?’, vraag ik. ‘Weet ik niet.’ ‘Geef hem een hand, stel je voor, en vraag hoe hij heet.'”
Pijp doet zijn werk vrijwillig, maar krijgt een symbolisch bedrag van het Leger des Heils. “Door die betaling heb ik een ‘legitieme reden’ om hier iedere week te zijn. Af en toe vragen beveiligers wat ik hier loop te doen. Tegenwoordig kan ik zeggen dat ik in dienst ben van het Leger des Heils. Zo kan ik ze overtuigen dat ik niet net zo’n vreemde vogel ben als de mensen die ik probeer te helpen.”
Toch ziet Pijp genoeg overeenkomsten tussen zichzelf en de ‘vreemde vogels’. “Net als zij word ik door deze plek aangetrokken, net als zij loop ik hier schijnbaar doelloos rond.” Dat kan hij jaren zo volhouden, het vergt een lange adem hun vertrouwen te winnen. “Ik steek letterlijk mijn hand uit en wacht. De volgende week doe ik hetzelfde, en daarna weer. En weer.” Hoe langzaam dat ook gaat, moedeloos wordt hij er niet van. “Helemaal niet. Op deze manier zorgen wij – vooral het Leger des Heils – er iedere dag voor dat deze mensen niet totaal geïsoleerd raken. Want als dat gebeurt, gaat iemand dood. In absolute anonimiteit overleven mensen niet.”