‘Ik bleek een groot schoonmaaktalent’ – Adelheid Roosen

,

Gepubliceerd in Trouw, 12 april 2014

De eerste baan maakt vaak diepe indruk. Adelheid Roosen (55) begon als schoonmaker. Vandaag en morgen overnacht zij voor haar project ‘De Oversteek’ samen met buurtbewoners in de Stadsschouwburg Amsterdam.

“Met tranen in mijn ogen liep ik de directiekamer van de Hogeschool voor de Kunsten binnen. Ik had in het geheim toelating gedaan voor de opleiding, was heimelijk aan de studie begonnen. Maandenlang waren mijn ouders in de veronderstelling dat ik nog steeds Frans studeerde, maar nu was mijn bedrog uitgekomen. Ze waren onverbiddelijk. Dat is dus afgelopen, zeiden ze meteen. Ze zouden geen cent meer betalen.

De directeur reageerde kalm. “Geef me het telefoonnummer van je ouders maar. In de tussentijd ga je een manier vinden om zelf het collegegeld te betalen.” Ik hing een briefje op het prikbord van de academie: ‘werk gezocht’. Vrijwel meteen meldden zich vier docenten. Ik mocht bij hen thuis komen schoonmaken.

De eerste keer was bij Marja en George Bruens. Ze hadden geld neergelegd en waren vertrokken met de woorden: “Kies maar uit wat je wilt schoonmaken.” Mijn oog viel op hun enorme boekenkast. Ik haalde alle boeken eruit, deed ze af met een natte lap, en maakte de planken schoon. Ineens kreeg ik een leuk idee: ik ging de kaften op kleur sorteren. Van zwart, naar grijs, naar lichtblauw – het zou een mooie schakering worden. Toen de Bruens uren later terugkwamen, was ik – triomfantelijk – net bezig met de laatste plank. De afwas stond er nog, de keuken was nog een troep, de badkamer niet gedaan. Ze waren verbijsterd. “Het stond op alfabet!”, zei George.

Toch bleek ik talent te hebben voor schoonmaken. Door dat baantje ontdekte ik een grote voorliefde voor organiseren. Die eigenschap kan ik nu heel goed gebruiken bij het produceren van voorstellingen. Als een soort archivaris loop ik rond: Dit hoort bij de decors, dit moet naar de kleedkamer van die ene acteur, dit moet ik opnemen in de begrotingen. Ik ben theatermaker in hart en nieren, maar als ik ooit een andere carrière zou overwegen, begin ik een schoonmaakbedrijf. Ja echt. De boel aanpakken en ordenen, daar word ik helemaal gelukkig van.

Het schoonmaakbaantje is een keerpunt in mijn leven geweest. Jarenlang had ik angstig geprobeerd zoveel mogelijk straf van mijn strenge moeder te ontlopen. Nu had ik met mijn ouders gebroken, maar ik redde het tóch.
Ik vond het stoer dat ik mijn eigen schoolgeld bij elkaar verdiende. De docenten, vooral Marja en George, hebben mij de gulheid van het leven bijgebracht. Ook als er eigenlijk geen klusjes waren, kwamen ze altijd wel op de proppen met een of andere kelder die een beurt kon gebruiken.

Het geld dat ik verdiende, stopte ik in een envelop die ik eens in de zoveel tijd naar de directeur bracht. “Ah, goed zo. Ik schrijf het op”, zei hij dan. En na een tijdje: “Het is voldoende, je bent er.” Pas na mijn afstuderen vertelde hij dat het bij lange na niet genoeg was geweest.”