Mijn leven in apps
Gepubliceerd in dagblad Trouw, 36 oktober 2013
Een maand lang mat ik zo’n beetje mijn hele leven: van de stappen die ik zette, en het aantal eiwitten dat ik at, tot mijn ‘geluksgevoel’.
Een doorsnee dinsdag uit mijn leven: Ik word wakker om 7:22, nadat ik 7 uur en 2 minuten heb geslapen, waarvan 45 procent in diepe slaap. Ik ren 8,2 kilometer in 43 minuten (6600 stappen gezet, 431 calorieën verbrand). Ik voel me voor 57 procent gelukkig en voor 32 procent relaxed. Ik werk 9 uur en 7 minuten op mijn computer, waarvan bijna 6 uur in Word en – hoe productief – slechts 16 actieve minuten op Facebook. Ik eet en drink 2.135 calorieën, en spendeer 3 uur en 40 minuten aan ‘sociale ontspanning’.
Nee, ik ben geen controlefreak of data-neuroot. Ik heb 35 dagen aan ‘Quantified Self’ gedaan, bij wijze van experiment. Quantified Self is een van oorsprong Amerikaanse beweging waarbij mensen data verzamelen over hun dagelijks leven, om zo beter inzicht te krijgen in hoe ze in elkaar zitten. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. “Eigenlijk is zelfmeting van alle tijden, denk maar aan die weegschaal thuis”, zegt Martijn de Groot, onderzoeksleider van het Quantified Self Institute aan de Hanzehogeschool in Groningen. “Maar door de technologische ontwikkelingen – en vooral de komst van de smartphone – kan het nu allemaal veel makkelijker, sneller en preciezer.” De Quantified Self-beweging in Nederland kent zo’n duizend geregistreerde leden, maar volgens De Groot zijn er veel meer self trackers. “Die weten niet dat het een naam heeft, maar meten zichzelf wel. Gewoon, omdat het kan.”
Het gaat inderdaad makkelijk. Ik hoef alleen maar wat apps op mijn iPhone te installeren, en vervolgens te zorgen dat ik mijn telefoon altijd bij me heb – en dat doe ik tóch al. Door de sensoren in de telefoon snapt de app Moves bijvoorbeeld dat ik aan het lopen ben (en telt de stappen), dat ik aan het fietsen ben (en telt de kilometers), dat ik in de bus zit (dan telt-ie niet). Andere apps vergen meer discipline: ik ‘moet’ bijvoorbeeld invoeren wat ik gegeten heb, of hoe gestrest ik me voel op een schaal van 1 tot 10.
Door jezelf zo minutieus onder de loep te nemen, leer je niet alleen hoe je ‘werkt’, je krijgt inzicht in wat er beter kan. De metende mens kan zo een betere versie van zichzelf maken.
Echt? Bij Ellis Bartholomeus (42) werkte het wel een beetje zo. Zij meet zichzelf al jaren. “Het begon uit nieuwsgierigheid. Ik heb een zittend beroep, en wilde wel eens weten hoeveel ik bewoog per dag”, zegt ze. “Het bleek motiverend te werken. Als ik zag dat ik op een dag nog nauwelijks had gelopen, ging ik een paar keer de trap op en neer.” Nu heeft ze een speciale armband die niet alleen haar activiteit meet, maar haar ook vertelt of ze haar zelf gestelde beweegdoelen heeft gehaald. “Ik krijg dan een berichtje op mijn telefoon. ‘You did it!’ Dat is een beloning. Ik probeer dagen achter elkaar mijn doelen te halen. Het wordt een wedstrijdje met jezelf.”
Wat leer ik zelf van mijn data? Kan ik al beginnen aan de betere versie van mezelf? Eet ik te veel? Slaap ik te weinig? Ben ik te gestrest? Een rapportje van mijn ‘mappiness’-app vertelt me op welke geografische plekken ik het gelukkigst was. Heel duidelijk: Brussel. Geen verrassing, want daar woont mijn vriend. Om zoiets te ontdekken, heb ik geen app nodig. Verder: ik blijk met stip op nummer één het gelukkigst te zijn als ik alcohol aan het drinken ben. Oeps. Dat is wél confronterend. Van de andere kant: als ik drink, doe ik dat meestal in goed gezelschap – zo raar is het dus niet dat ik me dan goed voel.
Mijn ‘sleep cycle’-app leert me dat ik meestal minder dan acht uur slaap. Daar was ik al bang voor. Maar het is ook weer niet dramatisch gesteld met mijn nachtrust: ik slaap gemiddeld 7 uur en 14 minuten. Als ik wat beter naar de grafiekjes kijk, zie ik dat wanneer ik (maar een beetje) langer dan 8 uur slaap, mijn percentage ‘diepe slaap’ ineens hard omhoog gaat. Slaap ik acht-en-een-half uur, dan blijkt ineens 73 procent daarvan ‘diepe slaap’ te zijn. Zeven uur slaap levert maar 41 procent diepe slaap op. Okay, dat extra halfuurtje loont blijkbaar. Maar voel ik me ook gelukkiger als ik goed geslapen heb? En – om maar een ander dwarsverband te noemen – slaap ik beter als ik bij mijn vriend ben? Geef ik meer uit als ik me ongelukkig voel? Nu wordt het ingewikkeld. Door al die apps en grafiekjes, is het lastig verbanden leggen. Misschien moet je daarvoor wel een datafreak zijn.
Een beetje wel, geeft Peter Joosten (29) toe. “Ik heb een dwangmatige impuls om alles te kwantificeren”, schrijft hij op zijn website met de veelzeggende naam ‘Project: leven’. Joosten meet onder andere zijn slaap, zijn stappen, zijn stemming, zijn sportprestaties. Eén keer per maand meet hij zijn bloeddruk, bloedsuikerspiegel en gewicht, en maakt hij een foto van zichzelf in zijn onderbroek. Hij houdt een spreadsheet bij van de boeken die hij heeft gelezen en de films die hij bekeek, en af en toe voert hij analyses uit op zijn mailgedrag en zijn digitale kalender. “Het leven gaat zo snel, ik heb af en toe behoefte om terug te kijken en te zien welke ontwikkelingen ik heb doorgemaakt.”
Om zo veel mogelijk te kunnen analyseren en patronen te ontdekken,”knutselt’ hij de koppelingen van verschillende data zelf in elkaar. “Zo ben ik erachter gekomen dat ik meer eet als ik de nacht ervoor slecht heb geslapen”, vertelt hij. Ook heeft hij ontdekt dat hij de krachttrainingen in de sportschool beter aan kan wanneer hij van te voren een kop koffie heeft gedronken. “Af en toe doe ik kleine experimenten met mezelf. Wat gebeurt er als ik een maand geen alcohol drink? Nou, inderdaad, ik sliep beter.” Ondanks dat inzicht heeft hij alcohol niet uitgebannen of geminderd. “Maar nu is het meer een bewuste afweging. Veel dingen deed ik op de automatische piloot: voor je het weet zit je iedere avond aan een biertje, of kijk je zomaar een paar uur per dag televisie. Door self tracking ben ik bewuster gaan leven.”
Daar heeft hij een punt. Vier keer per dag popt er op mijn telefoon een berichtje op: ‘Hi Catrien, how do you feel?’ Vervolgens krijg ik een lijst van tien toestanden voor mijn kiezen: confused? happy? inadequate? Wanneer ik er één uitkies, komt er een lijst subcategorieën te voorschijn. Happy – oké, maar bedoel ik ‘thrilled’, ‘contented’ of ‘serene’? Tja. Hoe voel ik me eigenlijk? Steeds die vraag op mijn scherm, doet me beseffen dat ik daar eerst niet al te veel bij stil stond.
Het zijn dus niet zozeer de resultaten, maar het meten zélf dat me blijkt te beïnvloeden. Als ik ga hardlopen zonder telefoon, vind ik dat stiekem jammer. Het is niet geregistreerd, dus ‘telt’ het niet. Des te leuker blijk ik het te vinden wanneer de app juicht: ‘Wow, this was your all-time record!’ Ook de eetmeter laat me niet onberoerd. Ik constateer dat ik bij een hap chocola schaamtevol aan mijn telefoon denk.
Ik vraag me af hoeveel mijn Quantified Self over mij mag bepalen. “Je moet natuurlijk geen slaaf worden van je data”, zegt Bartholomeus. “Maar in sommige gevallen vertrouw ik mijn data meer dan mezelf. Soms denk ik dat ik de hele nacht heb wakker gelegen, maar dan zie ik de volgende ochtend in de statistieken dat ik maar eventjes wakker was”, zegt Ellis Bartholomeus. “Dan denk ik: moe? Je stelt je aan! Je hebt wél goed geslapen.” De Groot: “Die apparaten kunnen zaken registeren die je zelf niet kunt waarnemen of onthouden. Daar kunnen we op allerlei manieren ons voordeel mee doen. De dokter zal je in de toekomst bijvoorbeeld kunnen vragen: maar hoe was uw hartslag een jaar geleden dan? Nu, dan toon je hem een grafiekje.”
Ik mag dan nu inzicht weten dat ik te weinig eiwitten eet, na een maand self tracking vind ik het gevoel dat alles wordt bijgehouden vooral irritant. Alsof er iemand 24 uur per dag over mijn schouder zit mee te kijken en over me oordeelt. Daarmee doel ik niet eens op de mogelijkheid dat ‘mijn data’ ooit in handen vallen van derden – hoewel alle apps gepaard gaan met wachtwoorden en privacybeloften, is die kans natuurlijk altijd aanwezig – en ook niet op de apps die me aanmoedigings- en adviesberichten sturen. Wat me tegenstaat, ben ik zelf. Door alles te meten, ben ik me steeds bewust van wat er mogelijk niet goed genoeg, ongezond, te veel of te weinig is. Ik ‘moet’ hard werken, maar ik ‘moet’ ook ontspannen, sporten, en genoeg slapen. Alsof ik – nu ik over al die data kan beschikken – niet ‘gewoon’ mijn leven mag leven, maar het vooral moet verbeteren. Daar word ik onrustig van. Bovendien kweek ik nog een extra schuldgevoel als ik een meting nalaat of vergeet.
“Je hoeft niet alles te meten, en ook niet voor altijd”, sust De Groot. “De motivatie is essentieel. Als je niet wilt afvallen, is het logisch dat je het moeilijk opbrengt steeds je maaltijden in te voeren. Dat is het mooie van Quantified Self: Iedereen is verschillend. Iedereen zijn eigen data, zijn eigen gebruiksaanwijzing.”
Ik besluit dat het welletjes is. De ‘stille’ apps die me op de achtergrond volgen en mijn stappen tellen, laat ik zitten. De zeurderige apps (‘Catrien, Catrien, hoe voel je je?’) gooi ik van m’n telefoon af. Een opluchting. Fijn om niet meer de hele tijd aan mijn minder bewuste manier van leven herinnerd te worden.