Zij die gaan sterven, bellen naar Meron
Gepubliceerd in Daily Matters, maart 2014
In haar radioprogramma Voices of Eritrea spreekt Meron Estefanos met Eritrese vluchtelingen die gevangen zitten in martelkampen in de Sinaïwoestijn, ze wachten tot hun familie de duizenden dollars aan losgeld bij elkaar heeft gebracht. Soms lukt dat, vaak niet.
Iedere dag, soms wel dertig keer, belt Meron Estefanos vanuit haar huiskamer in het veilige Stockholm met Eritreërs in de Egyptische Sinaïwoestijn. Aan de andere kant van de lijn klinkt gehuil, ijzingwekkend geschreeuw, of angstig fluisterende stemmen – maar altijd: gesmeek. “Alsjeblieft, Meron, doe iets.” Iedere dag belt Estefanos met mensen in doodsnood.
Estefanos maakt het radioprogramma Voices of Eritreans, over Eritreërs die gegijzeld worden in de Egyptische Sinaïwoestijn. De Eritreërs vluchtten voor de gevaren in hun eigen staat, maar werden onderweg ontvoerd en verkocht aan Bedoeïenen die hen vasthouden in martelkampen om grote sommen losgeld te kunnen eisen. De documentaire Sound of Torture volgt Estefanos terwijl zij probeert de gegijzelden te helpen. Ze biedt een luisterend oor, legt contact met hun familieleden, probeert losgeld te verzamelen, onderhandelt met kidnappers.
Semhar werd twaalf keer verkracht per dag
Drie jaar geleden, Estefanos werkte al als radiomaker, kwam een vage kennis met het verhaal dat een groep van 28 mensen in de Sinaïwoestijn werd gemarteld en dat er per persoon 20.000 dollar nodig was om hen vrij te krijgen. “Eerlijk gezegd geloofde ik er niks van”, vertelt Estefanos. “De man gaf me een telefoonnummer en zei: ‘Dan bel je toch zelf?’ Een dag lang liet ik het links liggen, maar ‘s nachts kon ik niet slapen. Wat als het wél waar was?” De volgende ochtend belde ze het nummer en kreeg een man aan de telefoon. “Hij huilde als een baby en smeekte om hulp.”
Estefanos nam contact op met iedere Zweedse journalist die ze kende. “Allemaal zeiden ze: ‘Ja, inderdaad heel triest. Maar dat verhaal verkoopt niet.’” Uiteindelijk vond ze een BBC-journalist bereid een reportage te maken over de 28 gegijzelden in de woestijn. Het resultaat: stilte. “Het was een mooie reportage, best groot ook. Maar het onderwerp werd niet opgepakt. Geen andere media, geen politici, geen actiegroepen. Niks.”
Er zat niets anders op dan dat Estefanos zelf probeerde het losgeld bij elkaar te krijgen. “Ik kon ze onmogelijk alle 28 redden, maar er was één jonge vrouw die ik als mijn kleine zusje was gaan beschouwen. Semhars tranen kon ik nog slechter verdragen dan die van de anderen. Ze werd even erg geslagen als de mannelijke gegijzelden, maar zij werd óók nog verkracht, soms wel twaalf keer per dag.” Estefanos interviewde de gegijzelden live op de radio (“Soms huilde ik nog erger dan zij”), en wist onder haar luisteraars en via social media genoeg losgeld in te zamelen om Semhar vrij te kopen.
Ondraaglijk onverschillig
Ondertussen kreeg Estefanos’ naam – én haar telefoonnummer – grote bekendheid onder Eritrese gemeenschappen. “Ik werd steeds vaker gebeld, door Eritreërs met gegijzelde familieleden, maar ook door gijzelaars zelf.” Er bleken tientallen groepen gijzelaars in de Sinaïwoestijn te bestaan, velen richtten hun enige hoop op Estefanos. “Ik kon niet meer terug. Geen overheid of journalist die zich erover wilde bekommeren, dus moest ik het doen. Ik besefte dat dit dan maar mijn roeping moest zijn.” Sound of Torture toont wat dat betekent: uren en uren krijgt Estefanos de gruwelijke details van de martelingen over zich uitgestort. Terwijl haar zoontjes nietsvermoedend op de bank zitten te gameboy-en, hoort Estefanos met tranen in haar ogen aan dat twee van ‘haar’ Eritreërs die ochtend door de gijzelnemers zijn doodgeslagen.
“Gruwelijk? Wat je in de film ziet, is nog niks”, schampert Estefanos. “Ik was eerlijk gezegd een beetje teleurgesteld dat de filmmakers ervoor hebben gekozen de afschuwelijkste verhalen eruit te laten.” Ze vindt dat men moet weten hoe erg het is, in de hoop dat daarmee de ‘ondraaglijk onverschillige houding’ van de buitenwereld zal veranderen. “Als de autoriteiten zouden willen, kunnen ze die Bedoeïenen makkelijk aanpakken. Door de mobiele telefoons zijn ze precies te traceren, en het losgeld wordt nota bene via Western Union betaald! Het probleem is dat niemand om deze mensen geeft. De Eritrese staat komt natuurlijk niet voor ze op – die martelt zijn eigen inwoners net zo goed – en de Egypte regering zegt doodleuk dat het probleem niet bestaat.”
Het is volgens Estefanos ‘pure rassendiscriminatie’. Want oh wee als er eens – het gebeurt zelden – een westerling wordt ontvoerd. “Vorig jaar werd een Noorse toeriste in de Sinaïwoestijn gegijzeld. De hele wereld stop op zijn kop. Binnen een week was ze vrij. Niemand die zegt: ‘Er zitten daar ook nog duizenden anderen vast’.” Voor de critici die vinden dat je door losgeld te betalen slechts de Bedoeïenen aanmoedigt, heeft Estefanos dan ook een duidelijk antwoord: “Zo lang die criminelen niet worden aangepakt, is het: betalen of sterven. Ik kan toch niet zeggen: ‘Sorry meneer, maar uw zoon moet worden doodgemarteld. We willen de Bedoeïenen namelijk niet aanmoedigen’.”
Staand slapen
Ieder moment van de dag denkt Estefanos aan ‘haar’ gevangenen. “Het is moeilijk om te eten, als je weet dat zij dat al drie dagen niet hebben gedaan. Het is moeilijk naar bed te gaan, als je weet dat zij staande moeten slapen. Als ik in hun situatie zou zitten, zou ik denk ik alleen maar dood willen. Maar hun wil om te leven is zó groot – dat is mijn drijfveer door te gaan. Als het allemaal voorbij is, ooit, heb ik misschien wel een psycholoog nodig om het te verwerken. Tot die tijd zijn mijn problemen niets vergeleken bij wat zij moeten doorstaan.”